Uitspraak in eerste aanleg: Klacht ondermaatse taxatierapporten WOZ-beroepsprocedures ongegrond

Klager, die opkomt voor verschillende belanghebbenden in WOZ-procedures, is tegen de uitspraak van 21-6-21 in beroep gekomen. Daarbij wordt opnieuw aangevoerd dat de taxateur niet integer gehandeld heeft en de gegevens manipuleert waarop de taxaties worden gebaseerd. Ook voert klager aan dat de taxateur niet onafhankelijk is en dat sprake is van (de schijn van) belangenverstrengeling. Verweerder bestrijdt dat de KOUDV-factoren niet kunnen worden aangepast als er nieuwe informatie is.

Het tuchtcollege overweegt in hoger beroep dat aanpassing van gegevens in referentieobjecten (de KOUDV-factoren) alleen mogelijk is als daar goede gronden voor zijn. Een aanpassing in een referentieobject kan immers leiden tot wijzigingen in de eerder vastgestelde waarde van de objecten, welke tot de bouwstroom behoren waarvoor het referentieobject wordt gebruikt. Het aanpassen van die factoren, met als enige oogmerk om tot een ander taxatieresultaat te komen, is niet toegestaan.

Door wijzigingen aan te brengen in de KOUDV-factoren kan verwarring ontstaan en een moeilijk te controleren verschuiving binnen de waarde van de bouwstroom optreden. Het tuchtcollege oordeelt echter dat niet aangetoond is dat de taxateur de aanpassingen heeft ingezet om tot een ander resultaat te komen. Het tuchtcollege volgt de klager wel in zijn grief over onvoldoende onafhankelijkheid en schijn van belangenverstrengeling. Het tuchtcollege overweegt hierbij dat in de vijf voorgelegde taxatierapporten tot een hogere waarde is gekomen en dat de taxateur in dienst is bij de gemeente en daarnaast zowel in de bezwaar- als beroepsfase opgetreden is. Dit tast de naam van de taxateur in z’n algemeenheid aan en is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

De klacht is daarom deels gegrond en de taxateur krijgt een waarschuwing opgelegd.