Klager kan zich niet vinden in een taxatierapport dat opgesteld is in het kader van een echtscheiding. Hij stelt dat de taxateur een onjuist doel heeft opgenomen. Het doel was om de verkoopwaarde van de woning vast te stellen, maar in plaats daarvan is financiering opgenomen. Dat is niet met hem overlegd. Daarnaast vindt hij dat sprake is van schijn van partijdigheid en geen onafhankelijkheid, omdat de taxateur eerder voor de ex-partner heeft opgetreden. Tot slot heeft de taxateur ondanks verzoek van klager – die zelf niet aanwezig kon zijn bij de opname – de buitenkeuken meegenomen bij de taxatie.

Het tuchtcollege stelt voorop dat de door de taxateur aan het object toegekende waarde in een procedure als de onderhavige slechts marginaal kan worden getoetst. Dit betekent dat het tuchtcollege behoort te beoordelen of de taxateur bij het uitvoeren van de taxatie professioneel heeft gehandeld, of hij in redelijkheid tot de getaxeerde waarde heeft kunnen komen en of hij/zij bij het taxeren de zorgvuldigheid, objectiviteit en transparantie heeft betracht die van hem/haar mocht worden verwacht en daarbij geen evident onjuiste uitgangspunten heeft gehanteerd.

Ten aanzien van klachtonderdeel 1 overweegt het tuchtcollege dat klager akkoord is gegaan met de opdrachtvoorwaarden, waarin als doel ‘financiering’ is vermeld. Er kan dus – anders dan klager stelt – niet vanuit worden gegaan dat de taxatie niet met het juiste doel is uitgevoerd. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een opdrachtgever om de opdrachtbevestiging te controleren alvorens deze voor akkoord te tekenen.

In klachtonderdeel 2 stelt klager dat sprake is van schijn van partijdigheid en gebrekkige onafhankelijkheid. De taxateur heeft toegelicht dat hij zeven jaar geleden een taxatie heeft uitgevoerd voor de ex-partner van klager. Dat leidt op zichzelf – zonder bijkomende omstandigheden – niet tot de conclusie dat daardoor sprake is van schijn van partijdigheid en/of onvoldoende onafhankelijkheid.

Met betrekking tot klachtonderdeel 3 – onzorgvuldige omgang met objecten in de woning – overweegt het tuchtcollege dat een taxateur de woning moet taxeren in de staat waarin deze zich bevindt ten tijde van de opname. Klager heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij met de taxateur heeft afgesproken dat de buitenkeuken buiten de taxatie zou blijven. Zo is hierover in de opdrachtvoorwaarden niets opgenomen. Het uitgangspunt van de taxateur is geweest dat de buitenkeuken aard- en nagelvast is en daarmee tot de onroerende zaak behoort.

De klacht is daarom ongegrond.