Ook in hoger beroep blijft klacht over taxatie van woning met bijgebouw ongegrond
Dossiernummer: 25017HB
Datum uitspraak: dinsdag 21 oktober 2025
Uitspraak in eerste aanleg: Klacht over taxatie van woning met bijgebouw ongegrond
De kern van de klacht is dat de taxateur volgens klaagster het bijgebouw ten onrechte als woning heeft aangemerkt en daardoor is gekomen tot een te groot woonoppervlak.
Het tuchtcollege in hoger beroep komt tot het oordeel dat het bijgebouw alle kenmerken heeft waaraan woonruimte dient te voldoen. De taxateur heeft het bijgebouw dan ook kunnen aanmerken als woonoppervlak.
De taxateur heeft daarom niet onzorgvuldig gehandeld door het aantal vierkante meters vloeroppervlak van het bijgebouw als woonoppervlak aan te merken. Ook heeft hij uitgelegd hoe hij is gekomen tot het opnemen van 6 woonlagen in het rapport. Dat wellicht andere methoden denkbaar zijn om het extra woonoppervlak in het taxatierapport op te nemen, maakt de handelwijze van de taxateur nog niet onzorgvuldig.
Bij het opstellen van een taxatierapport dient een taxateur te zorgen voor een juiste meetstaat aan de hand van de branche brede meetinstructie (BBMI), die is gebaseerd op de NEN2580. De taxateur dient van deze eigen meting uit te gaan en mag niet afgaan op de BAG-gegevens. BAG-gegevens kunnen, zeker als sprake is geweest van recente verbouwingen, afwijken van de werkelijke situatie.
Dat in een ander (volledig) taxatierapport tot een andere waardering - te weten een verschil van 5% - is gekomen, is te verklaren doordat in dat rapport de taxateur het bijgebouw niet als gebruiksoppervlakte ‘wonen’ heeft aangemerkt. In dit verband overweegt het tuchtcollege in hoger beroep dat taxeren geen exacte wetenschap is, waardoor altijd sprake kan zijn van interpretatieverschillen. Het college merkt op dat de andere waarderingen die in het dossier zijn opgenomen, geen uitgewerkte taxatierapporten betreffen, doch een waardebepaling door middel van het opstellen van een - niet toegestaan - verkort rapport alsmede een verkoopadvies, zodat daaraan niet die waarde kan worden toegekend die klaagster voorstaat.
De taxateur heeft de woning opgenomen, zorggedragen voor een meetrapport conform de BBMI, heeft zijn bevindingen verwerkt in een volledig taxatierapport en een geschatte waarde bepaald, onder meer onderbouwd aan de hand van een inzichtelijke analyse van de verschillen op basis van een drietal referentieobjecten. Hierdoor is voor degene die kennisneemt van het taxatierapport inzichtelijk op welke wijze de taxateur tot zijn waardering is gekomen.
Voor wat betreft de WOZ-waarde volgt het tuchtcollege het verweer van de taxateur. De WOZ-waarde wordt op een andere grondslag en op andere wijze bepaald, zodat deze niet leidend is voor een taxateur.
Over de bejegening van klaagster door de taxateur overweegt het tuchtcollege in hoger beroep dat de uitlatingen van de taxateur naar klaagster wellicht weinig subtiel zijn geweest, maar dat daarmee nog geen sprake is van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.
Het tuchtcollege in hoger beroep ziet, gelet op al het vorenstaande, geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan het tuchtcollege in eerste aanleg.
Terug naar overzicht