Taxatie van een scheepswerf

Dossiernummer: 20200410

Datum uitspraak: maandag 19 oktober 2020

De bank vraagt de taxateur een scheepswerf te taxeren. De scheepswerf vindt de waardering te laag. De taxateur zou niet de juiste referentiepanden hebben gebruikt en heeft gedeeltes buiten de waardering gelaten. De scheepswerf twijfelt aan de bekwaamheid van de taxateur.

Het Tuchtcollege overweegt dat het gaat om een complex object, een scheepswerf op erfpachtgrond met kantoorruimte en een loswal. De taxateur heeft het object samen met een collega bezocht en een uitgebreid rapport opgemaakt volgens het TMI-model. Het rapport is voorzien van berekeningen volgens de DCF en NAR-methode en voorzien van uitgebreide referenties. Ook heeft de taxateur gereageerd op de opmerkingen van klaagster.

Dat het taxatieproces niet zorgvuldig zou zijn verlopen, is het Tuchtcollege dan ook niet gebleken. Ook heeft het Tuchtcollege geen reden om te twijfelen aan de vakbekwaamheid of de benodigde ervaring van de taxateur.

Kern van het geschil tussen klaagster en verweerder is de waardering van het object. Maar die kan het Tuchtcollege alleen marginaal toetsen. Dat twee andere rapporten op een andere waarde uitkomen, maakt nog niet dat de waardering onjuist tot stand is gekomen.

Daarnaast heeft de beklaagde taxateur enkele onderdelen buiten beschouwing gelaten, omdat hij hiervoor geen onderbouwing heeft kunnen vinden. Dat heeft hij aangegeven in het taxatierapport. Hierdoor zijn de uitkomsten van de drie rapporten niet zonder meer met elkaar te vergelijken.

De vraag die het Tuchtcollege dient te beoordelen is of verweerder met de taxatie regels van NRVT heeft geschonden, dat is het Tuchtcollege niet gebleken.

De klacht is ongegrond.


Terug naar overzicht