De gemeente en het tuincentrum en de taxateur

Dossiernummer: 20180118

Datum uitspraak: woensdag 09 mei 2018

Een gemeente wil een tuincentrum verplaatsen en vraagt een taxateur in 2014 om advies omtrent de schadeloosstelling. Vervolgens ontstaat er discussie tussen de gemeente en het tuincentrum over de beoogde locatie. Intussen ligt de taxatieopdracht stil. Eind 2015 vervolgt de taxateur zijn werkzaamheden en brengt een conceptrapport uit, waarbij de taxateur is uitgegaan van een fictieve nieuwe locatie. Naar aanleiding van opmerkingen van de gemeente, is de beoogde locatie alsnog in een tweede conceptrapport verwerkt. Daarbij heeft de taxateur aangegeven dat hij de beoogde locatie gebruikt als referentie, omdat nog steeds niet helder is of deze locatie voor de opdrachtgevers acceptabel zal zijn. De taxateur belegt een hoorzitting in maart 2016 om beide opdrachtgevers de gelegenheid te geven te reageren op de concepten. Vervolgens brengt hij het definitieve taxatierapport uit.

De gemeente geeft direct aan niet tevreden te zijn met het rapport, maar de factuur wordt wel betaald. Bijna twee jaar later dient de gemeente een klacht in bij het tuchtcollege. De gemeente voert een 16-tal klachtonderdelen aan, waarbij ingegaan wordt op strijdigheid met diverse artikelen uit de gedragsregels (AGB) en het reglement Bedrijfsmatig Vastgoed, zoals het ontbreken van een plausibiliteitsverklaring.

Het tuchtcollege overweegt allereerst dat de reglementen van NRVT per 1 januari 2016 van kracht zijn geworden. De gemeente is daarom niet ontvankelijk ten aanzien van klachtonderdelen over de opdrachtaanvaarding en het eerste concept. Het uitbrengen van het taxatierapport in het kader van schadeloosstelling gebaseerd op de Onteigeningswet betreft een niet-marktwaardetaxatie. Dat is wel een professionele taxatiedienst (PTD) maar kent zijn eigen regels, die voor kunnen gaan op de NRVT-regels. Dit is nader uitgewerkt in de Toelichting van juli 2017 van NRVT. Dat de factuur is betaald, maakt niet dat de gemeente niet meer zou kunnen klagen.

Het tuchtcollege schetst de problemen van de taxateur door de onenigheid van de opdrachtgevers. De taxateur heeft naar aanleiding van een door hem geïnitieerde hoorzitting, de alternatieve locatie in zijn definitieve rapport betrokken en heeft offertes ten aanzien van die locatie daarin meegenomen. Dat de taxateur hierbij van de oorspronkelijke opdracht is afgeweken, komt volgens het tuchtcollege door de discussie tussen de opdrachtgevers, en kan de taxateur niet verweten worden.

Over het ontbreken van de plausibiliteitsverklaring merkt het tuchtcollege op dat dit geen vaste praktijk is bij onteigening én dit niet is opgenomen in de opdrachtvoorwaarden, zodat dit verwijt geen doel treft. Ook de andere verwijten zijn ongegrond.

Het tuchtcollege benadrukt dat – door de hoorzitting en de twee conceptrapporten – sprake is geweest van hoor en wederhoor door de taxateur én dat hij op meerdere plekken in het rapport gemotiveerd heeft aangegeven wat zijn overwegingen voor bepaalde keuzes waren.

De omstandigheid dat de taxateur jaren eerder een zakelijke relatie had met de advocaat van de exploitant van het tuincentrum, is voor het tuchtcollege onvoldoende om aan te nemen dat er sprake was van een bedreiging voor de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de taxateur.

De klacht is ongegrond.


Terug naar overzicht