Een lastige erfpachtkwestie: adviseur treedt niet op als taxateur

Dossiernummer: 210719b

Datum uitspraak: woensdag 19 januari 2022

Een erfpachter wil zijn erfpachtrecht verkopen en legt een ontvangen bod (€ 350.000) voor aan de erfverpachter (‘blooteigenaar’) vanwege een voorkeursrecht van koop. Er wordt een taxateur ingeschakeld om het object te taxeren. Deze taxeert het erfpachtrecht fors lager (€ 188.000) dan het bod dat al op tafel ligt. Vervolgens trekt de potentiële koper het bod in. Er komt een tweede bod van een andere potentiële koper (€ 330.000), die het erfpachtrecht uiteindelijk koopt.

De klacht is – anders dan de klacht met nummer 210719a – niet gericht tegen de taxateur die het taxatierapport heeft opgesteld, maar tegen de vertegenwoordiger van de erfverpachter. Deze verweerder heeft zich volgens klagers – de verkoper en de koper – teveel bemoeid met het taxatieproces. Het aanbod van de blooteigenaar na het eerste bod komt namelijk exact overeen met de € 188.000 die de taxateur later in het taxatierapport zou noteren als waardering. Dat moet volgens klagers wel een wenswaarde zijn geweest, ingefluisterd door verweerder. Daarmee is het handelen van verweerder, die ook register taxateur is, niet integer en daarmee in strijd met de regels van NRVT. Ook heeft de vertegenwoordiger geholpen om het taxatierapport gevalideerd te krijgen. Dat is (schijn van) belangenverstrengeling.

Verweerder voert aan dat hij adviesdiensten verricht voor de erfverpachter, ter ondersteuning van de rentmeesters bij complexe en gevoelige erfpachtdossiers. Verweerder geeft aan dat het hier om een complex dossier gaat, omdat in de erfpachtovereenkomst geen opstalvergoeding aan het eind van de erfpacht is geregeld. Aan het eind van de overeenkomst is de waarde van het erfpachtrecht dus nihil.

Verweerder stelt dat hij niet is opgetreden als register taxateur en geen professionele taxatiedienst heeft verricht. Klagers hadden volgens hem de klacht moeten indienen bij de Rentmeesterskamer.   Hij ontkent zich te hebben bemoeid met het taxatieproces. De taxateur heeft onafhankelijk zijn taxatierapport opgesteld, waarbij gebruik is gemaakt van een richtlijn die verweerder als adviseur (mede) heeft opgesteld voor de erfverpachter. Die richtlijn is met een voorbeeldberekening bij het verstrekken van de opdracht meegestuurd naar de taxateur. Ook heeft verweerder deze richtlijn nader toegelicht op verzoek van het NWWI.

Dat het bod van de erfverpachter hetzelfde was als de waardering in het taxatierapport, komt doordat verweerder deze waarde kort voor het verschijnen van het rapport bij de taxateur heeft opgevraagd.

Het tuchtcollege concludeert dat verweerder handelde als extern rentmeester. In die rol behartigde hij de belangen van de erfverpachter. In de correspondentie heeft verweerder zich niet gepresenteerd als taxateur en heeft hij zijn RT-titel nergens vermeld. Het onderhandelen van verweerder als adviseur van de erfverpachter met de klagers over omzetting van het bestaande erfpachtcontract, heeft geen relatie met de uitoefening van de functie van register taxateur. Het zijn geen taxatiewerkzaamheden en er is geen professionele taxatiedienst. In dat verband verwijst het tuchtcollege naar de toelichting bij artikel 8 van het Reglement Gedrags- en Beroepsregels. Daarin staat dat voor een tuchtrechtelijke toetsing als voorwaarde geldt dat de gedraging een relatie moet hebben met de uitoefening van de functie van register taxateur. Dat is hier volgens het tuchtcollege niet het geval.

Daarom verklaart het tuchtcollege de klacht niet-ontvankelijk.


Terug naar overzicht