Geen opdracht maar toch een taxatierapport
Dossiernummer: 24684
Datum uitspraak: vrijdag 28 maart 2025
De klacht heeft betrekking op het door de taxateur opgestelde taxatierapport met betrekking tot de woning van klaagster en haar ex-partner. Het doel van de taxatie was een waardebepaling wegens de ontbinding van de samenlevingsovereenkomst. In dat kader hebben klaagster en haar ex-partner – conform artikel 14 van de samenlevingsovereenkomst – ieder aan een eigen taxateur de opdracht gegeven om een taxatierapport op te stellen. De waarderingen in deze rapporten verschilden aanzienlijk en de beide taxateurs konden niet tot overeenstemming komen over de waarde. De taxateurs hebben vervolgens gezamenlijk deze taxateur als derde taxateur aangewezen. Deze heeft zelfstandig en onafhankelijk van de eerdere rapporten een taxatierapport opgesteld en uitgebracht.
Het tuchtcollege overweegt dat de klachten vooral zien op het feit dat de taxateur, ondanks bezwaren van de kant van klaagster, de taxatie van de gemeenschappelijke woning van klaagster en haar ex-partner alleen en zelfstandig heeft uitgevoerd en afgerond. Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt het tuchtcollege dat uit artikel 14 van de samenlevingsovereenkomst niet (onomwonden) blijkt dat het hier om een drie deskundigen taxatie gaat, zoals door klaagster is gesteld. In artikel 14 is bepaald dat de taxateurs van klaagster en haar ex-partner – indien zij niet tot overeenstemming over de waarde komen – een derde aanwijzen wiens stem alsdan doorslaggevend zal zijn. Artikel 14 bevat niet een (concrete) invulling van de wijze waarop deze derde dit dient te doen. Het tuchtcollege is van oordeel dat het zelfstandig en onafhankelijk uitbrengen van het taxatierapport door de derde taxateur hiermee niet in strijd is. Dit betekent dat klachtonderdeel 1 ongegrond is.
Ten aanzien van het volgende overweegt het tuchtcollege dat het tuchtcollege de taxateur kan volgen in zijn uitleg ten aanzien van het aantal vierkante meter gebruiksoppervlakte wonen. Het separaat opnemen van de m2's van het bijgebouw in het rapport zoals de taxateur heeft gedaan, is naar het oordeel van het tuchtcollege niet in strijd met de NRVT-regelgeving. Daarnaast blijkt uit het rapport dat de m2's zijn meegenomen in de waardering.
Ten aanzien van de opdrachtbevestiging heeft de taxateur erkend dat hij de digitaal getekende opdrachtbevestiging van klaagster niet heeft ontvangen en – per abuis – zelf de opdrachtvoorwaarden heeft geaccordeerd. Het tuchtcollege is van oordeel dat, nu de taxateur bekend was met het feit dat klaagster niet akkoord wilde gaan met de uitvoering van de opdracht en er sprake was van een (conflict)situatie in het kader van een scheiding en boedelverdeling, het op de weg van de taxateur had gelegen om - voordat hij het definitieve rapport uitbracht – (extra) bij klaagster te verifiëren of zij daarmee (alsnog) akkoord was. De taxateur heeft naar het oordeel van het tuchtcollege niet de zorgvuldigheid betracht die in de gegeven omstandigheden van hem werd gevergd. Dit brengt mee dat de taxateur heeft gehandeld in strijd met het door een NRVT-taxateur in acht te nemen beginsel van zorgvuldigheid zoals vervat in artikel 12 van het Reglement Gedrags- en Beroepsregels.
Met betrekking tot het laatste klachtonderdeel overweegt het tuchtcollege dat uit hetgeen klaagster heeft gesteld, niet valt af te leiden dat de houding en/of de uitleg van de taxateur onprofessioneel zou(den) zijn geweest. Verder voldoet het door de taxateur uitgebrachte rapport aan de reglementen van NRVT. Van een onprofessioneel handelen door de taxateur is derhalve niet gebleken.
De conclusie is dat het tuchtcollege de klacht deels gegrond en ook tuchtrechtelijk verwijtbaar acht, aangezien het om een meer dan geringe tekortkoming gaat. Nu de taxateur zijn fout heeft erkend, hiervan geleerd heeft en ook zijn excuus heeft aangeboden, acht het tuchtcollege het opleggen van een waarschuwing in de gegeven omstandigheden een passende maatregel.
Terug naar overzicht