Klacht over onderhoud, referenties en voortuin bij boedelscheiding ongegrond
Dossiernummer: 24674
Datum uitspraak: vrijdag 16 mei 2025
Klager heeft een taxatierapport gevraagd in verband met een echtscheiding. Hij vindt de getaxeerde marktwaarde veel te hoog. Hij stelt dat een andere makelaar tot een lagere inschatting komt. Ook vindt hij dat de snackbar naast de woning niet is meegenomen als waardedrukkend. Daarnaast is het onderhoud ingeschat als ‘goed’ terwijl de badkamer nog moet worden afgebouwd. Dat kan niet kloppen.
De taxateur zegt dat hij de woning met een volledig en gevalideerd taxatierapport heeft opgesteld. Misschien had hij sommige zaken wat uitgebreider kunnen noemen, maar hij staat nog volledig achter zijn rapport en de waardering.
Het tuchtcollege overweegt – volgens vaste jurisprudentie - dat de marktwaarde slechts marginaal kan worden getoetst. Dat een klager op een bepaalde waarde hoopt, mag de taxateur niet beïnvloeden. Het tuchtcollege beoordeelt of de taxatie volgens de regels tot stand is gekomen.
Bij deze taxatie is een inspectie gedaan, is een volledig rapport opgemaakt en zijn drie referenties opgenomen, die veel gelijkenis vertonen met de woning. De verschillen zijn in het rapport omschreven.
Met betrekking tot de in het taxatierapport gehanteerde referenties overweegt het tuchtcollege – ook volgens vaste jurisprudentie – dat de keuze van de referentiepanden, het duiden van de verschillen tussen de objecten en het inschatten van het effect op de marktwaarde ervan behoort tot het wezen van de taxatie, waarbij de Register-Taxateur een behoorlijke mate van vrijheid heeft.
Hier heeft de taxateur in het verweerschrift toegelicht waarom de referenties die de klager noemt, niet bruikbaar waren. Zo was een referentie die klager vermeldde nog niet definitief verkocht.
Dat de taxateur in het taxatierapport vermeld heeft dat sprake is van een voortuin is niet juist; er is sprake van een opstap. De taxateur heeft dat ook erkend. Nu op het voorblad van het taxatierapport goed zichtbaar is dat sprake is van een stoep en geen voortuin, kan hierdoor geen onduidelijkheid zijn ontstaan. Daarom kan naar het oordeel van het tuchtcollege niet van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid worden gesproken.
Het tuchtcollege vindt het niet onbegrijpelijk dat de taxateur de onderhoudstoestand van de woning als goed heeft aangemerkt. In verscheidene onderdelen van de omschrijving van de – nog af te bouwen - badkamer in het taxatierapport heeft de taxateur vermeld dat deze badkamer in aanleg was. De taxateur had specifieker kunnen toelichten waarom hij is uitgegaan van een luxe afwerking. Dit punt raakt net als het vorige echter niet de kern van het taxatierapport en maakt niet dat sprake is van een onzorgvuldig rapport of een onjuiste bepaling van de marktwaarde.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de taxateur bij het opstellen van het taxatierapport niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.
Terug naar overzicht