Onjuiste waarde door verkeerde referentiepanden; onafhankelijkheid

Dossiernummer: 211014

Datum uitspraak: vrijdag 27 mei 2022

Klagers zijn de eigenaren van de objecten waarvoor verweerder 1 in opdracht van de huurder van klagers een taxatierapport heeft opgesteld. Verweerder 2 is de plausibiliserend taxateur.

Klagers voeren aan dat de in de rapport opgenomen omzetcijfers geen representatief beeld geven van de omzet die bij een normale bedrijfsvoering gerealiseerd zou kunnen worden. Daarnaast zijn door verweerder geen referentieobjecten gebruikt, gelegen nabij de getaxeerde objecten, terwijl deze ruim voorhanden waren in de directe en nabije omgeving van de objecten. Het enige gebruikte referentieobject dat wel nabij gelegen is, is onjuist. Het betreft geen horeca maar detailhandel.

Klagers zijn van mening dat de taxateur en plausibiliserend taxateur zich volledig hebben laten leiden door de wens van huurder (opdrachtgever) om te komen tot een zo laag mogelijke markthuur en dat taxateurs hiermee hebben gehandeld in strijd met de regelgeving van NRVT.

Het tuchtcollege overweegt, op basis van vaste jurisprudentie, dat de keuze van de referentiepanden, het duiden van de verschillen tussen de te vergelijken objecten en het inschatten van het effect van die verschillen op de marktwaarde, behoren tot het wezen van de taxatie, waarbij de register taxateur een behoorlijke mate van vrijheid heeft. In zijn taxatierapport dient de taxateur een analyse te maken van de gebruikte referentietransacties en vanuit deze analyse moet een relatie worden gelegd met de waardering van het specifieke vastgoedobject. Dit heeft de taxateur naar het oordeel van het tuchtcollege voldoende gedaan.

De door klagers gestelde onjuistheid met betrekking tot één specifiek genoemd referentieobject raakt naar het oordeel van het tuchtcollege niet de kern van het rapport. Zoals het tuchtcollege ook meermalen heeft overwogen kan een enkele slordigheid niet gelijkgesteld worden met tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag.

Tot slot is het tuchtcollege niet gebleken dat verweerders in een afhankelijkheidssituatie ten opzichte van Koninklijke Horeca Nederland verkeren. In de enkele omstandigheid dat verweerders vaker taxatieopdrachten van Koninklijke Horeca Nederland aanvaarden, ziet het tuchtcollege geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van belangenverstrengeling of van een bedreiging voor haar onafhankelijk optreden, zeker nu verweerders hierbij ruim onder de 25% norm blijven. Klagers hebben deze stelling verder ook niet onderbouwd.


Terug naar overzicht