Taxeren door interne taxateur Belastingdienst: bijzonder uitgangspunt van inspecteur moet in rapport

Dossiernummer: 210601

Datum uitspraak: dinsdag 14 december 2021

Klager heeft in 2014 zijn landbouwbedrijf verkocht en geleverd voor bijna € 2 miljoen. De (interne) taxateur van de Belastingdienst heeft in 2018 een taxatierapport in opdracht van de belastinginspecteur opgesteld. Hierin is onder meer de waarde van de grond op de verkoopdatum in 2014 op € 500.000,00 gezet. De inspecteur legt klager een naheffingsaanslag op. Klager vindt dat de waardering te laag was, omdat de taxateur de grond als bosgrond heeft aangemerkt. Het bos was echter tijdelijk, op grond van een ‘set-aside-regeling’, zodat de percelen volgens klager gewaardeerd hadden moeten worden als landbouwgrond. Klager denkt dat de taxateur onder druk van zijn werkgever, de Belastingdienst, heeft gehandeld. Op deze bedreiging had de taxateur in het rapport moeten ingaan, of de opdracht moeten weigeren.

De taxateur vindt dat de bezwaren onvoldoende concreet zijn onderbouwd. De taxateur heeft van de inspecteur expliciet de opdracht gekregen om het perceel te taxeren als bosgrond. Dat staat niet met zoveel woorden in het taxatierapport, maar was achteraf gezien wel beter geweest, erkend de taxateur tijdens de procedure.

Het tuchtcollege overweegt – zoals ook in eerdere uitspraken is aangegeven – dat de interne taxaties bij de Belastingdienst zijn ondergebracht in een aparte dienst die onafhankelijk opereert en niet betrokken is bij de belastingheffing. Niet gebleken is dat de inspecteur zich in deze kwestie heeft bemoeid met de uitvoering van de taxatie. Omgekeerd heeft de taxateur zich ook niet bemoeid met de aanslag, zodat geen sprake is van (de schijn van) het ontbreken van objectiviteit en onafhankelijkheid.

Het geschil tussen klager en de Belastingdienst is of al dan niet sprake is geweest van een sfeerovergang van landbouw- naar bosgrond. Vanuit die achtergrond heeft de inspecteur aan de interne taxateur de opdracht verstrekt om de percelen als bosgrond te waarderen. De taxateur kon deze opdracht aanvaarden, omdat dit geen evident onjuist uitgangspunt was. In het taxatierapport vermeldt de taxateur dat hij de percelen waardeert als bosgrond, dat de percelen op de waardepeildatum in gebruik waren als tijdelijk bos, en dat er sprake is van voorgenomen gebruik als landbouwgrond. Daarnaast is opgenomen dat gebruik gemaakt is van de set-aside-regeling en dat er geen herplantplicht is. De taxateur heeft hierbij niet vermeld dat de waardering als bosgrond een bijzonder uitgangspunt betrof op expliciet verzoek van de inspecteur. Dat had in het kader van de transparantie wel gemoeten. Dit wordt door de Belastingdienst in volgende gevallen meegenomen, daarom vindt het tuchtcollege een maatregel niet nodig.  De klacht is dus alleen gegrond omdat de taxateur het bijzondere uitgangspunt dat zijn opdrachtgever hem had meegegeven, had moeten opnemen inclusief een toelichting in het rapport. Alle andere klachtonderdelen zijn ongegrond.


Uitspraak in hoger beroep: In hoger beroep toch een maatregel vanwege niet opnemen bijzonder uitgangspunt


Terug naar overzicht