Handreiking over woon-/winkelpand niet duidelijk over combinatie met horeca

Dossiernummer: GC220111

Datum uitspraak: woensdag 02 maart 2022

Een taxateur heeft een taxatierapport ter validatie voorgelegd van een woon-/winkelpand. Op de begane grond wordt door de opdrachtgever een snackbar geëxploiteerd, de bovenverdieping wordt door de opdrachtgever bewoond.

Het NWWI weigert het taxatierapport te valideren, omdat het gaat om een horecapand. De taxateur betwist dat. Hij wijst erop dat het object de bestemming ‘Centrum’ heeft. Daaronder valt, naast wonen, ook detailhandel en lichte horeca. Het is geen specifieke horecalocatie. Het NWWI zou dit rapport moeten kunnen valideren, net zoals zij een rapport over een woon-/winkelpand kan valideren.

Beide partijen wijzen op artikel 4 van de Handreiking Grenzen Validatie waarin staat dat woon-/winkelpanden – onder bepaalde voorwaarden - kunnen worden gevalideerd. De taxateur vindt dat gebruik als snackbar hierin niet wordt uitgesloten. Het NWWI vindt van wel. De bestemming van een object is het uitgangspunt bij het in behandeling nemen ter validatie. Het NWWI valideert woningen, met een paar uitzonderingen. Horeca valt niet onder die uitzonderingen. Bij grensgevallen biedt de Handreiking soms houvast, maar zij is zeker niet allesomvattend of leidend. Het NWWI benadrukt dat zij geen deskundigheid heeft over horecataxaties, waardoor een toetsingskader voor horecaobjecten ontbreekt.

De Geschillencommissie Validaties overweegt dat de kern van het geschil is of een taxateur, mede op grond van de Handreiking Grenzen Validaties, mag verwachten dat het NWWI een rapport over een object als het onderhavige valideert. Het object wordt conform de bestemming gebruikt: de bovenverdieping voor bewoning, de benedenverdieping als snackbar. Kenmerkend is dat de benedenverdieping in het licht van de bestemming “Centrum doeleinden” zowel voor horeca als voor detailhandel gebruikt zou mogen worden. Als het pand geëxploiteerd zou worden als boekwinkel, zou het object zonder meer aan de omschrijving woon-/winkel voldoen. Het rapport moet dan op grond van artikel 4 van de Handreiking zonder meer voor validatie in aanmerking komen.

Het NWWI heeft niet goed kunnen uitleggen waarom het onderscheid tussen winkel en horeca voor haar relevant is. Zij is er bij voorbaat vanuit gegaan dat horecavastgoed exploitatiegebonden is.

De Handreiking heeft als doel om duidelijk te maken wanneer een validatie-instituut een aangeboden taxatierapport wel of niet zal valideren. Een taxateur heeft zodoende van tevoren inzicht of het aanbieden van een taxatierapport ter validatie zinvol is.

In hoofdstuk 4 van de Handreiking wordt niet ingegaan op een onderscheid tussen winkelruimten en horecaruimten. Een taxateur die gekwalificeerd is om kleinschalige middenstandsbedrijfsruimten te taxeren, is ook gekwalificeerd om horecaruimten te taxeren. Onder deze omstandigheden kan de Geschillencommissie begrijpen dat verzoeker er op basis van de Handreiking vanuit is gegaan dat zijn rapport voor validatie in aanmerking zou komen.  

Echter, nu het NWWI zeer nadrukkelijk naar voren heeft gebracht dat zij niet de kennis in huis heeft om rapporten met betrekking tot horecaruimten te toetsen, en omdat opdrachtgevers en financiers moeten kunnen vertrouwen op een gevalideerd taxatierapport, moet de Geschillencommissie toch oordelen dat het NWWI de validatie terecht geweigerd heeft.

Wel wordt het NWWI dringend geadviseerd de Handreiking kritisch te beschouwen en te verduidelijken.


Terug naar overzicht